20 mei 1940: Bombardement voor Duinkerken
HET DRAMA VAN DE SS PAVON


20. Kapitein zet Pavon aan de grond

'De 'Pavon' werd getroffen. Een bom ontplofte in het onderruim waar balen katoen opgetast lagen. Brand ontstond; zware rookwolken stegen op. Meteen kwam het tot 'een geweldige paniek'. Uit de ruimen wilde ieder naar boven. De gelegenheid daartoe was beperkt tot de gewone ijzeren scheepsladders. (De Jong, deel 3, pag. 491)

Ook Wim van Loenhout uit Deurne maakte het bombardement mee. In een egodocument, ‘Oorlogsherinnering’ (zie Bronnen) geeft hij een levendige beschrijving.

Twee uur was het rustig en de meesten lagen te slapen.
We voeren langs de Franse kust. Plots ging het rikketiktik op het bovendek; er kwamen vliegtuigen over en die beschoten ons. Er werd niet teruggeschoten, want wij hadden geen van allen wapens meer en we werden ook niet begeleid door onderzeeboten of vliegtuigen of iets dergelijks.
Zo kwamen ze eerst een keer of vier over en schoten vier jongens dood.
Het werd weer stil. Zouden ze weg blijven?

Nee hoor, daar kwamen ze weer, maar nu met bommen.

Boem!, dat was net er naast; het schip dobberde als een roeiboot. Toen weer een en nog een, allemaal mis. Toen weer grote knallen. Dat waren twee bommen, die niet ontploften. Toen weer twee brandbommen achterop en het schip stond in brand. Toen weer een bom en die ging zo maar een meter of vier, vijf van ons vandaan en ontplofte toen onder ons, omdat het een schip was met twee ladingsruimen.

PavonMiddenruim

Deze tekening werd op 29 januari 2000 gepubliceerd bij het interview met Gerrit van den Burg in het Nieuwsblad van het Noorden. Het bijschift luidde: Een tekening van het SS Pavon, gebouwd in 1930. Op de bovenste afbeelding is de indeling van het schip te zien. Er waren meerdere dekken. De manschappen die ten tijde van het bombardement in de volgepropte ruimten zaten, hadden geen enkele kans. Ze kwamen bijna allemaal om. De onderste laat het schop van bovenaf zien. Sergeant Van den Burg bevond zich in de buurt van de boeg op het bovendek. (Tekening van betere kwaliteit bij StiWOtforum.nl >

Zuidfront Holland voegt in ’De tragedie met de Pavon’ nog meer details toe:

De derde bom was een voltreffer. Midscheeps drong de bom door tot het middenruim, nabij de commandobrug. De explosie ontzette het dek tussen het midden- en onderruim, zodat naast directe slachtoffers door de detonatie ook passagiers omkwamen doordat zij in het deels lege onderruim vielen. Bovendien raakte een deel van het katoen in brand waardoor midscheeps een inferno ontstond. Het leidde tot een enorme paniek aan boord van het toch al overvolle schip.
Ook Piet van Haaren (1915-2010) maakte het drama mee. In zijn klokkenluidersverhaal (zie Bronnen), opgetekend in 2007, gaat het onder meer over zijn argwaan vanwege ‘zeer merkwaardige militaire bewegingen, met niet toereikende bewapening, met Duits lijkende namen van commandanten en de verwijdering van grensversperringen bij Heythuizen, weken vóórdat de Duitsers zouden binnenvallen’, maar na de omzwervingen van de Peeldivisie maakte ook hij het bombardement van de Pavon mee.

Er brak een ontzettende paniek uit... Geschreeuw en gevloek.. ik kan dat niet verteld krijgen... niet uitleggen hoe afschuwelijk gruwelijk die paniek was... alle beheersing weg.... de boot raakte meteen in brand, ze hadden er brandbommen opgegooid... door 't licht van die vlammen heb ik zwaargewonden gezien afgrijselijk...'n afschuwelijke hel. Ik heb 'n vaandrig gezien... ben bij 'm neergeknield ... maar die was niet te helpen.. z'n linkerarm volledig weg .. 'n gapend gat waardoor ik het hart zag kloppen... Daar moet je niet van schrikken... daar moet je tegen kunnen... Ik was schijnbaar keihard... ik heb altijd gezegd... ik kom er wel. Ik heb zoveel mogelijk mensen proberen te helpen ook met bindingen en zo... met alles wat voorhanden was... putties... veel was er niet... maar het werd te heet.
Volgens Wubbe Horlings vielen er slachtoffers omdat ze, tegen het verbod in, naar het onderdek waren gegaan, omdat het boven te vol was:

Bijna al onze onderofficieren waren omgekomen. In strijd met het gebod van de Fransen waren ze een trap lager gegaan, om wat meer ruimte te hebben; boven was het immers overvol. Een van de bommen schijnt midden tussen hen in te zijn ontploft.
Een ernstig gewonde sergeant pleegde zelfmoord:

In dit lawaai klonken toen twee korte droge knallen. Later hoorde ik, dat een van onze sergeants.die beide benen kwijt was, en die een revolver achtergehouden had toen wij onze wapens hadden moeten afgeven, een eind aan zijn leven had gemaakt.

De een na de ander viel naar beneden

Die paniek wordt bevestigd door Wim van Loenhout:

Wij lagen op een ijzeren dek, maar midden in lagen baddings [vermoedelijk bedoelt hij: balken] en midden boven ons ook. Toen die bom viel, kwamen die baddings naar beneden, op die jongens, die middenin zaten en vielen toen gelijk weer verder naar beneden. Het was een paniek nu, ongelooflijk!
Zoiets kan ik niet duidelijk navertellen; het was iets ongelooflijks, gewoonweg! Pikdonker en de een na de ander viel naar beneden. Een gejammer en gegil en gebeden: "Onze Lieve Heer, red me toch" en "Onze Lieve Vrouwke, help ze toch", enz., enz.
In 'Priesters in het veldgrijs' van Hans Hermans, een boek dat direct na de oorlog (1945) verscheen over zielszorgers in het leger (zie Bronnen) wordt de heldenrol van aalmoezenier Lam uitvoerig beschreven:

De aalmoezenier snelde als één der eersten naar de plaats waar de bom terecht was gekomen. Zonder zich een oogenblik te bedenken sprong hij van den eenen dodelijk getroffene naar den anderen. Tijd om uit te maken of zij katholiek waren had hij niet. Allen zonder uitzondering drukte hij ze met de Heilige Olie het teeken de Kruises op het voorhoofd. Meer dan zeventig dooden gaf hij op deze manier het laatste afscheid mee. [Uiteindelijk bleken er vijftig slachtoffers te zijn, waarvan er 38 geen laatste rustplaats kregen (zie Slachoffers van de Pavon), maar Lam zal ze als laatsten hebben aangeraakt].
Wim van Loenhout bleef nog rustig. 'Ik bad een akte van berouw en dacht: We gaan nu de eeuwigheid binnen’.

Iedereen naar boven

Ook Wubbe Horlings viel naar beneden.

Het was zaak, zo gauw mogelijk boven te komen. Ik wist dat schuin rechts voor me, bij de tegenovergestelde wand, een ladder stond. Daar moest ik dus heen. Omdat je geen hand voor ogen kon zien liep ik voetje voor voetje naar die hoek toe. Het verwonderde me, dat ik niet tegen iemand aanliep. Zo bewoog ik me voorwaarts.
Ineens had ik geen grond meer onder mijn voeten. Ik stortte naar beneden. Ik was de enige niet. Veel jongens zijn te pletter gevallen op de bodem van het schip. We hebben later wel iemand opgehaald die met zijn hoofd op een richel terecht was gekomen, die gevormd werd door de randen van de stalen platen van de scheepswand die aan elkaar gelast waren. Maar ik had nog geen schrammetje, omdat ik terecht kwam op een achtergebleven baal katoen,die ook nog niet smeulde.
Uit de ruimen wilde iedereen naar boven. De gelegenheid daartoe was beperkt tot de gewone ijzeren scheepsladders. Van Loenhout maakte geen haast. Hij dacht: 'Het zal wel precies eender zijn of je hier sterft of boven'.

Allen snelden naar een ladder. Ze klommen langs de achterkant, langs de zijkanten, dus de ladder brak natuurlijk. Toen kapten ze vlug de wanden door en konden we langs touwen omhoog klimmen. Wie nooit had kunnen klimmen, kon het toen wel, hoor.
Toen stortte, vlak voor zijn ogen, iemand naar beneden; was het Gerrit Timmerman? [Die zou overigens later ontbreken op de dodenlijst].

Ik viel zelf ook bijna, maar tegelijkertijd trok een andere soldaat aan mijn arm, ‘Kom, Willem, deze kant!’ Hij nam me toen mee, want hij zei: ‘Hier beneden stikken we dadelijk, want het schip is beneden ons ook aan het branden en ook de lading katoen, dat het bij zich heeft’. Daar was de bom wel een beetje in gesmoord, maar toch waren er nog gaten in het schip geslagen, dus de boot ging steeds dieper liggen.
De aalmoezenier kwam ons allen de zegen geven en zei: "Jongens, jullie zonden zijn vergeven” en dat deed mij een heel stuk opluchten.
Ook het document over de Luchtwachtbrigade Helmond (pdf) beschrijft de paniek:
De eerste bommen langszij doen het schip hevig trillen. Dan raakt een bom de Pavon midscheeps. Paniek breekt uit; de mannen stormen aan dek. Doordat iedereen over de nauwe trappen naar boven wil worden er mensen vertrapt. Sommige springen in zee om de kust zwemmend te bereiken; ook daarbij vinden mensen de dood.
Op het dek, zegt Van Loenhout, was de eerste hulp in volle gang. 'Verband was er niet genoeg en zo stonden dan veel soldaten hun poeties [beenwindsels] af om de gewonden te verbinden'.

Intussen wijdde aalmoezenier Lam zich ook aan de gewonden:

Deze eischten een grooter en aanhoudender zorg. Verscheidene waren er zòò ernstig aan toe, dat zij ieder oogenblik konden sterven; zij vroegen om den aalmoezenier en deze bleef, alle dreigende gevaren trotserend, hun doodsstrijd verlichten. Toen een groot deel der opvarenden zich, in de overtuiging dat het schip doormidden zou breken, aan den voor- en achtersteven in veiligheid trachtten te brengen, bleef hij in het middenschip, waar de gewonden lagen te kermen. Terwijl de meesten naar boven, naar het dek vluchtten om vandaar de zee en de kust te bereiken, zichzelf in veiligheid te brengen, bleef hij in de eerste plaats zorgen voor de anderen, opdat zij behoorlijk ruimte kregen om, in dekens gewikkeld languit te liggen en opdat zoo spoedig mogelijk de voorbereidende maatregelen werden getroffen om hen zonder letsel aan land te krjgen.

Sloepen gestreken

Er ontstond, vertelt Piet van Haaren, een letterlijke strijd om leven of dood. Hij sprong naar de balken boven hem en wilde zichzelf omhoog trekken.

Ze probeerden in paniek over mij heen te klimmen... ik moest loslaten... maar ik was sportman.. steeds opnieuw springen... opnieuw loslaten... op 'n bepaald ogenblik klommen er 'n stuk of drie over mij heen en die waren nog eerder boven dan ik... dan klampten er zich soldaten vast aan mijn helm die aan m'n hals hing totdat ik op 'n gegeven moment in opperste ademnood in volle benauwdheid ik dreigde te stikken... Ik dacht dat ik dood ging.... en dat wilde ik niet... ik sloeg om me heen... rukte zelf m'n helm van mijn hoofd en smeet hem ver van mij weg.
‘Meer ellende kan een mens niet verdragen’, stelt hij vast.
Het verbrande vlees van mensen, dat kon je zo goed ruiken, je kunt gewoon niet geloven hoe vies dat is. Maar ja dan moet je er door heen en dan moet je er wel tegen kunnen. Sommigen zijn toen dol gedraaid! We haalden de gewonden met touwen naar boven.. er werd geschreeuwd, gevloekt en gekermd. We verzorgden hen, ondertussen begon men de eerste boten te water te laten. Op de boot waren vier reddingsboten, aan elke kant twee die in davits hingen.

De eerste boot kwam schuin te hangen waardoor de inzittenden in zee terecht kwamen. 'n Val van zo'n ruim tien meter! Omdat ook de tweede takel brak viel daarna de hele boot! Er waren heel veel mensen overboord gesprongen en ook velen die via staalkabels naar beneden zijn gegleden waarbij hun handen vol staalsplinters raakten en openschuurden. Even werd onze aandacht door deze drama's vastgehouden maar er was meer te doen dan op en neer te lopen. Bij het licht van afgeschoten lichtkogels hebben we daarna op het dek met zo'n man of twintig nog vlotten gemaakt, te water gelaten en gewonden over boord geholpen en de vlotten met gewonden al zwemmend in de richting van de kust gedrukt. Het was licht toen we de kust strompelend en struikelend bereikten waar we kennis maakten met Franse burgers die toegesneld waren om ons te helpen.

Volgens De Jong duurde de nachtmerrie op het bovendek voort:

De op het dek samengedrongen mannen raakten nog meer het hoofd kwijt, toen het vliegtuig twee keer terugkeerde en het schip met mitrailleurs bevuurde."
Velen sprongen overboord van wie sommigen verdronken: anderen braken hun benen door van de 'Pavon' op het zes meter lager liggend dek te springen van een Franse jager die aan de 'Pavon' vastgemaakt had. Het stoomschip werd op het strand gezet.(De Jong, deel 3, pag. 491)
Het strijken van de reddingssloepen mislukte gedeeltelijk, aldus vaandrig Schermers, maar zou toch niet veel geholpen hebben:

Het aantal plaatsen daarop stond in geen verhouding tot het aantal opvarenden. De in onze buurt varende schepen konden slechts beperkt helpen, omdat hun diepgang te groot was en hun capaciteit te gering.
Voordat het schip aan de grond liep wisten zo toch een 25 soldaten te ontsnappen, aldus Van Loenhout:

Daar gingen ze al sloepen in het water zetten. Het schip nam koers naar de kust, zeiden ze. Zo gauw er de eerste sloep in het water kwam, kapseisde die omdat het ene touw nog te strak hing. De mensen vielen eruit, even gejammer en het was weer stil.
Even later lieten ze een volgende sloep zakken. Deze kwam goed op het water. Er gingen er toen vijfentwintig in [waaronder Van Loenhout] en die roeiden toen naar de kust.
Zo voeren we eerst nog een minuut of tien en toen liepen we met een gang op de kust.

Dodensprong

De vier scheepjes die de Pavon escorteerden snelden toe om eerste hulp te bieden, meldt Zuidfront Holland.

‘Het werd één van hen bijna fataal. De dichtstbijzijnde Chasseur no. 9 werd door de laatste bom uit de Ju-88 bijna geraakt, waarna het scheepje zich desondanks vastmaakte aan de Pavon om zodoende mannen aan boord te nemen. Het hoogteverschil tussen beide vaartuigen was echter wel zo’n vijf meter, maar desondanks waren er dusdanige paniekreacties bij de Nederlanders, dat zij voor een deel besloten omlaag te springen. Men sprong en gleed (langs touwen) zo massaal aan boord van het kleine scheepje, dat dit zich spoedig los moest maken van de Pavon om niet zelf ten onder te gaan.
Pieter van den Berg haalt in zijn Bronnenboek over de Pavon (zie Bronnen) ook Franse bronnen aan, zoals het hoofdstuk ‘Deux bombes sur le Pavon’ uit het boek ‘Calais: 1939-1940’, waar een matroos vertelt over de blinde paniek toen zijn scheepje te hulp schoot:

Nauwelijks hadden we ons aan de Pavon, die minstens vijf à zes meter boven ons uitstak, vast gemaakt of een stortvloed van mensen sprong op onze boot. Aan de klappen op de brug was te horen dat sommigen recht naar beneden moeten zijn gesprongen, zo erg had de angst hen te pakken. Commandant Letemplier schreeuwde uit alle macht en schoot met zijn revolver in de lucht, maar het haalde niets uit. We moesten vroegtijdig afhaken om te voorkomen dat onze boot onder de belasting zou omslaan.

Reddingsactie

Chasseur_9 De Chasseur 9, die met de escorte van de Pavon was belast, nam 145 schipbreukelingen aan boord. (Eparges au Large de Dunkerque) >

Enkele Nederlanders raakten zo te water. De matrozen aan boord van de Chausseur moesten, aldus Zuidfront Holland, de totaal geshockeerde Nederlandse militairen met drang over het scheepje verdelen, omdat de meeste zich aan bakboord, waar ze op dek waren geland, bleven ophouden.

Maar liefst 145 Nederlanders werden door deze Chasseur no. 9 naar Duinkerken gebracht. De andere Chasseurs bleven op grotere afstand, en lieten sloepen en drijfzakken uit, mogelijk gewaarschuwd door de 'bestorming' van de eerste Chasseur. De Chasseur no. 41 nam zodoende slechts 17 man aan boord; een bescheiden oogst. Anderen werden gered met de uitgezette drijfmiddelen, waaronder enkele sloepen van de Pavon zelf, hoewel één van de sloepen door een gebroken davit half wegviel, met als gevolg dat enkele Nederlanders te water raakten.

Tragisch was dat de moedige Chasseur no.9 zelf in de volgende nacht bij Duinkerken slachtoffer van Duitse bommen zou worden. Ze werd ternauwernood op het strand gevaren, maar de helft van haar bemanning was gewond geraakt.

Volgens Zuidfront Holland kwamen twee officieren [reserve 1e luitenant Harmsen en reserve 1e luitenant Drok] na het Pavon-bombardement op een Brits hospitaalschip terecht en bereikten zo Engeland.

Schip aan de grond

Hemmes_strand Een groot deel van het strand bij Les Hemmes d'Oye valt droog bij eb (Google Maps) >

Volgens vaandrig Schermers hield de Franse kapitein het hoofd koel.

De Franse kapitein (...) wist, temidden van het inferno aan gekerm, brand en al het overige, bekend te maken dat hij de Pavon nu, bij hoog water, op het strand zou zetten en dat we dan bij daglicht, als het eb was, via touwladders op het strand konden komen.
De kapitein maakte duidelijk dat de ontruiming van het schip zo snel mogelijk plats zou moeten vinden, om verder beschientingen door de Duitsers te voorkomen. Het op strand brengen van de gewonden had daarom voorrang, boven het bergen van de gesneuvelden.

Zuidfront Holland bevestigt dat:

Hij beval koers te zetten naar de kust en liet het schip aan de grond zetten ter hoogte van Gravelines, op het strand bij Les Hemmes d’Oye [vaak in Nederlandse publicaties als het even noordelijker gelegen Oye la Plage aangeduid], nog geen zeven kilometer van Duinkerken verwijderd. Ondertussen werden aan boord de gewonden verzorgd. Tenminste vijf Nederlandse militaire artsen waren aan boord net als enige hospikken. Zij hadden hun handen vol.
Men slaagde er in de ergste vlammen te blussen. Maar de Duitsers haden er nog geen genoeg van. Van Loenhout bewonderde aalmoezenier Lam:

Daar kwamen die vliegtuigen weer terug. Weer schoten ze en doodden weer enkele jongens. Een vliegtuig liet weer twee brandbommen vallen en weer stond alles in lichterlaaie.
Steeds hoorde men roepen: ‘Aalmoezenier, kom eens even, hier ligt een jongen te sterven! Aalmoezenier, hier vraagt een jongen naar u! En zo ging het steeds.
Ik stond me te verwonderen over die aalmoezenier, toen hij allen nog tot kalmte probeerde te brengen en de stervenden trachtte te troosten.

Moedig optreden

Intussen smeulde de brandbare voorraad en zaten tal van overlevende soldaten in de diepe ruimen opgesloten. Ze leken ten dode opgeschreven. Net als Veldpredikant Greeven maakt ook Wubbe Horlings melding van een moedige reddingsactie:

Intussen was een van onze sergeants, Nieuwenhuizen, een halfbloed, die niet bij de anderen gelegen had toen de bommen vielen, vastgebonden aan een stevig touw, afgedaald in het ruim, waar nog altijd katoen smeulde, en waar heel wat min- of meer zwaargewonden of dode jongens lagen. Er moest geblust worden. Als ze niet weggehaald werden zouden ze verdrinken.

Een dappere kerel! Hij bond de gewonden aan stevige touwen, waarna die gewonden werden opgehesen. Daar heb ik ook bij geholpen. Ik herinner me een soldaat, die we ophaalden. Boven de kraag was het een en al bloed. Of de man nog leefde weet ik niet.

Reserve-luitenant J.A. van Nieuwenhuizen werd in 1947 voor deze actie onderscheiden met de 'dapperheidsonderscheiding' Bronzen Erepenning voor Menslievend Hulpbetoon.

Volgens dr. L. de Jong verloren vijftig Nederlanders het leven bij de scheepsramp. Meer dan honderd gewonden kwamen in het ziekenhuis te Calais terecht’ (De Jong, deel 3, pag. 491).


Verder met: Inhoud |
of:

21. Slachtoffers van de Pavon
23. Waden door geulen en over zandbanken


Make a free website with Yola